Three poems
Translated from Dutch by Frederick Turner
History
The summer's fading out.
Already the chestnuts have begun to rust.
Children are walking in the lanes
and inside their heads the hay is hanging
where the reaper-woman put it to dry.
They are picking up wasps from the grass verge
and on the back of their bikes there's a box full of fright.
At home the aunts tell tales of the knives in the drawer,
of grass, and the scythe through the grass.
We Hereby Declare
We hereby declare her guilty.
She has learned alphabets.
She has arranged suns in circles.
She has knotted into her ears the brouhaha of books.
She has set the heads of animals at the points of the wind-compass.
She has conspired with a woman
dressed in green, who was missing a leg.
She has resisted gridlines.
She has stolen time from the bellies of spinsters.
She has slept sitting,
set tails on fire;
with mountain folk
she has eaten dark food.
She has opened the shutters at night,
taken out a ladder,
switched on the lights,
and washed the windows wearing only a bra.
The sound of zippers
We are making friends with cars.
With the wind in our hair we’re teaching ourselves to drive.
It’s a joy to be short-sighted, the world is too busy.
Swimsuits with sand in their folds are hung out on railings.
and jackdaws land uninvited on girls.
All day long you’re on the go,
photographing the shapes of things.
I carry a crumpled bag
that somebody threw away.
The trees are like parasols,
hiding critters that creak in the sun.
These are the days when you feel in the evening
that your cheeks are part of you too.
And when it cools off, I put on thick socks
and run through the pine-cones.
Then through my sleeping bag I feel the earth
and when you pull the flap away to come to me, the air.
All we need is the sound of zippers.
Geschiedenis
De zomer is verschoten.
De kastanjes zijn al vroeg verroest.
Kinderen wandelen langs de wegen
en in hun hoofden hangen de halmen
die de maaiende vrouw er te drogen heeft gehangen.
De kinderen rapen wespen uit de berm
en hebben achterop de fiets een doos vol schrik.
Thuis vertellen tantes van de messen in de la
en het gras en de zeis door het gras.
Hierbij verklaren wij
Hierbij verklaren wij haar schuldig.
Zij heeft alfabetten geleerd.
Zij heeft zonnen in cirkels geplaatst.
Zij heeft het tumult van geschriften in haar oren geknoopt.
Zij heeft dierenkoppen afgesteld op windrichtingen.
Zij heeft samengezworen met een vrouw,
gekleed in het groen, die een been miste.
Zij heeft zich verzet tegen rasters.
Zij heeft tijd gestolen uit oudewijvenbuiken.
Zij heeft staarten verbrand,
zittend geslapen,
en donkere gerechten gegeten
met mensen uit de bergen.
Zij heeft ’s nachts de luiken opengezet,
een ladder gepakt,
de lichten aangedaan,
en met enkel een beha aan de ramen gelapt.
Het geluid van ritsen
Auto’s worden onze vrienden:
met de haren los leren we onszelf te rijden.
Het is een genot bijziend te zijn, de wereld is bedrijvig.
Men hangt badpakken vol zand over balustrades
en kauwen landen ongevraagd op meisjes.
De hele dag rond ben je in de weer
om vormen te fotograferen.
Een tas die iemand weg deed
draag ik opgefrommeld met me mee.
De bomen zijn als parasols,
verbergen beesten die kraken in de zon.
Dit zijn dagen waarop je ‘s avonds voelt
dat je ook nog wangen hebt
en als het koeler wordt, trek ik dikke sokken aan
waarmee ik door de dennenappels ren.
Dan voel ik door mijn slaapzak heen de aarde,
en als je de flap opzij doet om bij mij te komen, lucht.
Al wat we nodig hebben is het geluid van ritsen.